Soorten geheugen
Bij extern geheugen blijft alle opgeslagen informatie voor een langere tijd bestaan, zelfs als het apparaat waar het in zit uitgeschakeld wordt. Geheugen kun je verdelen in twee typen: het adresseerbaar geheugen, waarbij de gegevens een bepaald adres krijgen en ze makkelijk te vinden zijn. Bij het andere type, het niet adresseerbaar geheugen, is de precieze plaats van de informatie niet aan te wijzen. Dit komt bijvoorbeeld voor in tapes.
Inhoud
Er wordt verdere informatie gegeven over:
- De externe harde schijf
- De SSD
- Flashgeheugen
- De USB-stick
- De diskette (floppydisk)
- CD en DVD
- PMC
De externe harde schijf
Harde schijven zijn draaiende magnetische schijven. Op de buitenkanten van de schijf, de platters, zitten hele kleine magneetjes: bits. Die kunnen omhoog of omlaag staan. De lees- en schrijfkop meet de verschillen en vertaalt de gegevens naar enen en nullen. Op onderstaande afbeelding is de lees- en schrijfkop duidelijk te zien. Ook zie je dat de harde schijf is opgebouwd uit meerdere schijven, waardoor het meer opslagruimte heeft. Elke schijf kun je opdelen in sporen en sectoren, zoals op de rechterafbeelding te zien is. De sporen zijn de cirkels en de sectoren de taartpunten. Hiermee is snel aan te wijzen waar bepaalde informatie zich bevind. De gegevens van de locatie van een bepaald bestand zijn te vinden in de File Allocation Table, die een aparte spoor op de harde schijf vormt. De harde schijf is dus een vorm van adresseerbaar geheugen, aangezien de gegevens makkelijk te vinden zijn.
Lees- en schrijfkop Sporen en sectoren
De SSD
SSD staat voor Solid state drive/disk. Het bestaat uit geheugenchips op een printplaat, wat op onderstaande afbeelding goed te zien is. Een SSD maakt minder lawaai dan een harde schijf en er is minder warmteproductie, doordat het niet ronddraait. Ook heeft de SSD een grotere opslagcapaciteit en is het sneller. Omdat het echter veel duurder is dan een harde schijf wordt het minder vaak gebruikt of gecombineerd met een harde schijf.
Geheugenchips op een printplaat
Flashgeheugen
Bij kleinere apparaten en in USB-sticks wordt er gewerkt met Flash-geheugen. Dit zijn geheugenkaartjes die vergelijkbaar zijn met de geheugenchips in een computer. Flashgeheugen is gebaseerd op een EEPRON. Het is echter bij flashgeheugen wél mogelijk om data te bewerken en verwijderen, zonder dat grote hoeveelheden informatie gewist worden. Het Flashgeheugen is een vorm van niet-vluchtig (permanent) geheugen.
De USB-stick
De USB-sticks bevatten onder andere de volgende onderdelen:
1. De USB-stekker, waarmee de stick aangesloten wordt in een USB-poort.
2. De controllerchip, die voor de uitwisseling van informatie tussen de USB-stick en de PC zorgt.
4. Flashgeheugenchip, voor de opslag van data
6. Eventueel een LED
7. Eventueel een schakelaar voor schrijfbeveiliging (hierdoor kun je dan soms de opgeslagen informatie niet bewerken of verwijderen)
De USB-sticks maken gebruik van flashgeheugenchips. De geheugenchips bestaan uit cellen, die een analoge spanningswaarde krijgen. De ene spanningswaarde, bijvoorbeeld 1 volt betekent dan een logische 0 en een andere spanningswaarde (die hoger is), zoals 3 volt, betekent een logische 1. De spanningswaarden worden dan door de controllerchip vertaalt voor de computer.
Diskette of floppy
Een verouderde vorm van gegevensopslag is de diskette of floppydisk. De diskette bevat een draaiende schijf bedekt met magnetisch materiaal. De deeltjes van magnetisch materiaal worden door de lees- en schrijfkop met behulp van elektrische stroom omhoog of omlaag gezet. Dit zijn respectievelijk de logische waarden 1 en 0. Ook meet het wanneer er een stukje omhoog of omlaag staat, als data gelezen moet worden. Net als bij de harde schijf is de floppydisk verdeeld in sporen en sectoren, zodat de lees- en schrijfkop precies weet waar bepaalde informatie te vinden is of geschreven moet worden.
Floppydisks
CD en DVD
CD staat voor compact disc. Het is een schijf die wordt gelezen door een cd-speler. Oorspronkelijk werd het uitgevonden voor het luisteren naar muziek, maar het heeft nu meer functies en er zijn meerdere soorten, zoals de CD-ROM.
DVD staat voor Digital Versatile/Video Disc. Je kunt er audio, video en software op opslaan. Het ziet er ongeveer hetzelfde uit als een cd, maar de DVD heeft meer opslagcapaciteit. De data op beide schijven wordt vastgelegd in de vorm van putjes (een soort groeven) op één kant van de schijf. De hoogteverschillen worden gelezen door de CD of DVD-speler en vertaald naar enen en nullen.
Compact Disc Digital Versatile/Video Disc
PMC
PMC staat voor programmable metallization cell. Het is een nieuwe manier van dataopslag. Het is 1000 keer zuiniger dan flashgeheugen en 10 keer zo goedkoop. Het werkt als volgt. Tussen twee elektrodes wordt een nanobrug van koper gevormd. Door negatieve en positieve ladingen kunnen ze gebouwd en verbroken worden. Als er tussen twee elektroden een nanobrug is, is dat een digitale 1 en zo niet, is het een digitale 0. Deze vorm van geheugenopslag is nog volop in ontwikkeling en wordt daardoor nog niet zo vaak gebruikt.
Maak jouw eigen website met JouwWeb